Als taalvrijwilliger kom ik bij lessen vaak dezelfde moeilijkheden tegen. Vaak merk ik dat de oorzaak ervan ligt in de oorspronkelijke taal van de deelnemer. Mensen die Syrisch-Arabisch spreken, kennen bijvoorbeeld de u en de eu niet. Vaak spreekt de deelnemer het Nederlands slecht uit doordat hij ooit Engels heeft geleerd. Deelnemers spreken helaas nog regelmatig Engels, wat een behoorlijke belemmering is om ooit Nederlands te leren spreken. We moeten als Nederlandstaligen stoppen met Engels spreken. We verwachten van de nieuwe Nederlanders dat zij inburgeren. Geef hun de kans om onze taal te leren.
Een enkele keer snapt een deelnemer bepaalde verbanden in de taal niet. Met scheidbare werkwoorden komen ze in de knoei omdat het voorzetsel zo ver afstaat van het werkwoord. Ingeleverd staat er, maar waarom is het niet ge-inleverd? Waar komt het Nederlands vandaan? Hoe gebruik ik 'er'? In onze taal komt de 'u' niet voor. Je hebt het over klemtoon, maar ik hoor het verschil niet. Waarom zeg je 'ik ken jou' en niet 'ik weet jou'? Die tijden in het Nederlands. Voltooid tegenwoordige tijd: is dat niet verleden tijd? Wederkerend? Het voltooid deelwoord is voor veel Nederlanders een raadsel, maar voor veel deelnemers juist weer niet. Petje af!
Ik kom vaak dezelfde vragen tegen en ik merk dat het niet altijd makkelijk is om ter plaatse een probleem te begrijpen en er een uitleg bij te geven. Ik probeer de problemen die ik in de praktijk van taallessen tegenkom en de antwoorden daarop voor mezelf te noteren zodat ik de uitleg niet opnieuw hoef te verzinnen. En voortaan vind ik het snel terug met links naar de uitleg.