Wederkerend werkwoord
Mensen die Nederlands leren, hebben vaak problemen met het wederkerende werkwoord. Het is hun niet altijd duidelijk of het werkwoord wederkerend is. Is het in alle gevallen wederkerend of soms of nooit? Wederkerende werkwoorden zijn de werkwoorden met ‘zich’. Wederkerend betekent teruggaand. Dat betekent dat het ‘zich-woordje’ (het wederkerende voornaamwoord) in de zin teruggaat naar het onderwerp van de zin. Denk aan een boemerang. Het onderwerp wijst naar zichzelf. Kijk maar naar zich herinneren en zich wassen (de 'zich-woorden' vetgedrukt):
Voorbeelden
- Ik herinner me
- Jij herinnert je
- Hij/zij herinnert zich
- Wij herinneren ons
- Jullie herinneren je
- Zij herinneren zich
- U herinnert zich/u
- Ik was me
- Jij wast je
- Hij/zij wast zich
- Wij wassen ons
- Jullie wassen je
- Zij wassen zich
- U wast zich/u
Verplicht
Bij een verplicht wederkerend werkwoord staat altijd een wederkerend voornaamwoord: je doet het altijd bij jezelf en nooit bij een ander. Voorbeelden:
- zich vergissen (ik kan niet een ander vergissen)
- zich schamen (ik kan niet een ander schamen)
Bij het verplicht wederkerend werkwoord hoort het wederkerende voornaamwoord bij het gezegde. 'Zich vergissen' is een vaste combinatie. Je mag dit gerust vergeten.
Toevallig - niet verplicht
Je hebt ook werkwoorden die niet-verplicht wederkerend zijn. Dat zijn de toevallig wederkerende werkwoorden. Bij dat soort werkwoorden doet het werkwoord iets met jezelf (zoals bij de verplicht wederkerende werkwoorden) òf het doet iets met een ander:
- wassen: ik ga me (mezelf) wassen. Ik ga mijn auto wassen. Ik ga mijn kleinkind wassen;
- scheren: ik kan me (mezelf) scheren. De kapper gaat zijn klant scheren;
- aankleden: ik ga me aankleden (wederkerend) en daarna kleed ik mijn dochtertje aan (niet wederkerend)
In deze gevallen hoort het wederkerend voornaamwoord niet verplicht bij het gezegde. Het is een lijdend voorwerp in de zin, maar ook dat mag je wel vergeten.
Altijd weer die foutjes
Een fout die Nederlanders vaak maken is ‘zich beseffen’. Beseffen is nooit een wederkerend werkwoord. We kennen wel ‘zich realiseren’ en dat is hetzelfde als ‘beseffen’. ‘Ik besef dat ik niet alles weet’ betekent dus hetzelfde als ‘ik realiseer me dat ik niet alles weet’. Realiseren is wederkerend en beseffen niet.
Een ander vaak gehoorde fout is: ‘ik irriteer me aan’. Ze bedoelen dan: ‘ik erger me aan’. Iets of iemand kan mij irriteren: het geluid van de bladblazer irriteert mij (of de hond). Dat is hetzelfde als ‘ik erger me aan de bladblazer’. Je kunt niet zeggen 'ik erger de hond aan de bladblazer'. Ergeren is wel wederkerend, irriteren niet.
Wanneer wel/niet wederkerend
Mensen die nog Nederlands moeten leren, weten vaak niet of een werkwoord wederkerend is of niet. Het is vaak wel duidelijk wanneer het wèl een wederkerend werkwoord is. Dan doe je iets met jezelf: zich wassen, zich aankleden, zich omdraaien, zich vergissen, zich herinneren, zich realiseren.
Er zijn ook woorden die (bijna) nooit wederkerend zijn, bijvoorbeeld: beseffen, autorijden, maken, lopen, zwemmen, filmen, lezen, vrijen, delen, praten, spreken, werken, voetballen. Je zegt niet: ‘ik praat me met jou’, ‘hij zwom zich in het zwembad’ of ‘jullie werken je vandaag tot vier uur’.
Uitzonderingen zijn er altijd. “Hij werkte zich naar de top van het bedrijf’. ‘Zij sprak zich moed in voor de wedstrijd’. Zulke werkwoorden zijn natuurlijk niet verplicht wederkerend.
Hoe dan ook, als je vaak Nederlands oefent, krijg je er vanzelf gevoel voor. Misschien wel meer dan de Nederlanders zelf, want die zijn hierin helemaal niet goed. Succes!