Deze roman is gebaseerd op de Baarnse moordzaak uit he begin van de jaren 60. Twee rijkeluiszoontjes en hun vriend vermoordden een 14-jarige uit de omgeving. In de roman loopt het allemaal net een beetje anders, maar het is toch een luguber idee dat drie pubers een andere puber ombrengen. Een andere oplossing zagen ze waarschijnlijk niet.
Theo is een wat armere jongen. Zijn moeder is overleden en zijn broer zit in de gevangenis. Zijn vader heeft een café. Hij zwerft wat rond in de velden en vangt een kraai die hij africht. De tamme kraai bezorgt hem vriendschap en aanzien bij een meisje. Hij wil graag aanpappen met rijkeluiszoon Otto. Daarvoor heeft hij de hulp nodig van Freddie, min of meer zijn vriend, die bij de rijke jongens over de vloer komt. Als Theo op de hielen gezeten wordt door de politie vanwege een gestolen brommer, krijgt hij onderdak bij Otto en diens jongere broer Pieter. Pieter en Otto houden Theo gevangen in de villa van hun ouders. Dat gedeelte heeft een gelijkenis met hoe Theo zijn kraai in gevangenschap heeft getemd. Blijkbaar is er niemand die er iets van merkt dat er iemand in de torenkamer is opgesloten. Uiteindelijk moeten de broers iets met hun gevangene. Ze besluiten hem om te brengen met hulp van Freddie.
Het verhaal is op zich wel aardig om te lezen, maar ik heb toch tandenknarsend de archaïsche taal van Rosenboom zitten vermalen: "zijn blik bleef verwijlen", "niet zodra ...", "vermeien". Daar heeft hij vast lang op gestudeerd, maar ik krijg er jeuk van. Ik vond Karel ende Elegast nog gemakkelijker om te lezen.